Wat bewoog Marc Chagall - Een introductie (deel twee)
In de laatste dertig jaren van zijn leven grijpt Chagall terug naar het vrome milieu waarin hij is opgegroeid en laat de Bijbelse verhalen sterk op zich inwerken. Zijn eerste vrouw Bella ervoer de religieuze dimensie in dit boek van God. Pas als hij zeker weet dat hij hier anders tegenaan zal blijven
kijken, neemt hij de serie van 104 etsen bij de Bijbel opnieuw ter hand en voltooit het werk in 1956. Hij groeit in zijn rol als boodschapper van “Le Message Biblique” wat blijkt bij het verschijnen van de serie van 104 Bijbeletsen met de uitgave van het boek ‘Bible-Verve-1956’ in een oplage van 6500 exemplaren in vier talen. De 104 etsen staan als héliogravures afgedrukt en door deze zwart/wit etsen vlecht hij vier series van elk vier kleurenlitho’s: Engelen, Mozes, David en de Profeten. Elke serie mondt uit in de boodschap van VREDE waarbij het hart van elke serie gevormd wordt door Salomo’s wereld omspannende vredesperspectief uitgesproken in zijn openingsgebed van de Tempel in Jerusalem. De litho-omslag van het boek is met al zijn bauwe vredestakken één grote lofzang op de vrede die de mens verbindt met de eeuwigheid van al het hogere: de muziek, de verbeelding, de kunst. Maar vergis u niet in de stevige aansporing voor elk land dat die God tot ‘hun God” annexeert om die beperkte en onterechte blikrichtinging -in het voetspoor van Salomo’s tempelgebed- te verbreden: Uw God is de God van elk mens op aarde en van ieder volk. Nauwelijks is deze ‘ Bible-Verve’ verschenen of Chagall beseft de eenzijdigheid van het signaal dat hij heeft afgeven. Hij was de LIEFDE als basis van de menselijke relaties uit het oog verloren. En hij ziet hoe mannen in dat bijbelse boek vrouwen stelselmatig niet tot hun recht laten komen. Dat zal hij in zijn tweede Bible-Verve (1960) recht trekken. Als kleurenlitho’s tussen de nieuwe serie héliogravures van Bijbelse prenten toont hij al die vrouwen die in het geslachtsregister van de profeet Jezus, waarmee het Mattheus-Evangelie opent.
Nauwelijks is deze ‘ Bible-Verve’ verschenen of Chagall beseft de eenzijdigheid van het signaal dat hij heeft afgeven. Hij was de LIEFDE als basis van
de menselijke relaties uit het oog verloren. En hij ziet hoe mannen in dat bijbelse boek vrouwen stelselmatig niet tot hun recht laten komen. Dat zal
hij in zijn tweede Bible-Verve (1960) recht trekken. Als kleurenlitho’s tussen de nieuwe serie héliogravures van Bijbelse prenten toont hij al die vrouwen
die in het geslachtsregister van de profeet Jezus, waarmee het Mattheus-Evangelie opent. Vooral de schreeuw van vrouwen van niet joodse origine geeft hij hierin vorm: ”Als u God bent, waarom laat u dit gebeuren?” Chagall schildert daarbij twee kanten: enerzijds de herinnering aan de schreeuw van God naar het eerste mensenpaar in de hof van Eden: "Hoe hebben jullie die verkeerde keus kunnen maken?” en anderzijds de oprechtheid van de vraag die sedert 1945 veel Europeanen van God hebben vervreemd. Opmerkelijk is hoe hij zich daarbij zijn eigen tekortkomingen niet verdoezelt, getuige de kleurenlitho waarmee het boek opent. Chagall eindigt met twee zelfportretten (in de huid van Job), waarin een sprankje hoop doorschemert: al ontbreekt het ons aan inzicht, we gaan de goede kant op. De omslag van deze tweede Bible-Verve bewijst dit in een nauwelijks te bevatten grootsheid. In diezelfde periode komt ook het Circus terug en daarmee heeft Chagall de rust hervonden voor al die andere facetten van zijn bestaan. Zo ontstaat zijn mooiste kleurenlitho-serie gebaseerd op de roman van Daphne & Chloé.
In zijn permanente zoektocht naar nieuwe uitingsvormen en op zoek om een zo breed mogelijk publiek te bereiken, begint Chagall in zijn derde levensfase
met het brandschilderen van ramen op historische, openbaar toegankelijke plekken. Het wordt een immens oeuvre van zeventig ramen, mede dank zij
intensief samenspel met het glazeniersgeslacht Simon-Marq in Reims. Hoogtepunt vormen zijn ramen in de kathedraal van Metz; het meest beroemd
worden zijn twaalf ramen voor de Synagoge (stiltecentrum) van het ziekenhuis van de Hadassah-Universiteit even buiten Jeruzalem. De religieuze lading
ervan heeft Chagall ontleend aan het Boek der Psalmen. Ontgoocheld door de plaatsing in dit Stiltecentrum, waar de architect ze in een kleuren-carroussel
had verprutst, vond Chagall een alternatieve vorm om de bedoeling met deze twaalf ramen, hun eindontwerpen en kleurenvoorstudies in 48 kleurenlitho’s
uit te brengen. Zelfs de kleinste kleurenlitho’s fonkelen als edelstenen. Dit immense werk uit 1962 markeert het hoogtepunt van zijn lithografisch kunnen
dat hij daarna slechts eenmaal zal evenaren in zijn Circusserie uit 1967.
AFRONDING
Chagall schreef dagelijks gedichten in het Jiddisch-Russisch, de talenmix van zijn kinderjaren. Opkomende gedachten in verdichte flarden van zinnen
en in simpele bewoordingen. Het was niet zijn bedoeling om iets van deze duizenden inkijkjes in zijn ziel met iemand te delen. Toch druppelde er soms
iets naar buiten en uiteindelijk heeft Chagall toestemming gegeven om 41 bewerkingen in het Frans openbaar te maken bij een van zijn meest kostbare
projecten: de 24 kleurenhoutsneden uit 1968. Ons Research Centre heeft -als enige ter wereld- toestemming gekregen deze bundel in een andere taal
uit te brengen. Ter afronding volgt hieronder het korte slotgedicht:
N U
Heel mijn leven heb ik weinig gebeden
Waar lijkt hij op, mijn God
Waar is hij
Je hoort me, je kijkt naar mij
Ik zou willen huilen, tot je willen bidden
Maar ik ben te arm
Nu ben ik oud
Mijn God
Je zult mij tot je nemen.
Amsterdam, augustus 2013
Pieter Zuidema
Bekijk hier het overzicht met andere Papers of the Month