CHAGALLS LIEFDESBRIEVEN AAN JWH
Openingstoespraak op zondagmiddag 2 MEI 1993
bij de eerste expositie in Nederland van CHAGALLS PSALM-ETSEN
Plaats: DE RODE HOED, KEIZERSGRACHT 102 te AMSTERDAM
informatie vooraf:
over het ontstaan van de Psalmen-etsen:
Vanaf zijn negentigste verjaardag heeft Marc Chagall (1887 Vitebsk/ Belarus -1985 St. Paul-de-Vence/Zuid-Frankrijk) drie jaren lang gewerkt aan dertig etsen die gedeeltes uit het BijbelBoek der Psalmen tot uitgangspunt hebben.
De etsen worden voor het eerst tentoongesteld in 1979 in de galerie van Patrick Cramer (zoon van de uitgever Gérald Cramer) in Genève en het wordt Chagalls laatste expositie van nieuw werk.
over het ontwerp en de druk van de etsen:
Het formaat van de etsen is 205mm x 145 mm, soms iets afwijkend. Het zijn zwarte etstekeningen op een okere ondergrond. Zowel tekening als ondergrond zijn ingebeten op koperplaat. De platen zijn afgedrukt op Vélin d’Arche-papier van 290mm x 220mm in het atelier van Lacourière en Frélaut in Parijs.
over de uitgave van de etsenserie:
De etsen zijn gevat in een wit-leren boekband door Duval te Paris.
Deze boeken zijn uitgegeven door Cramer in Geneve in een alsvolgt genummerde en gesigneerde oplage van 175 exemplaren: 15 exemplarenHC (I/XV - XV/XV) en 160 overige boeken (1/160 - 160/160).
Chagall ontving daarnaast zelf van elke ets enkele losse, ongenummerde afdrukken.
Hierna zijn de etsplaten nog eenmaal gebruikt voor het afdrukken van een Luxe Editie in een oplage van veertig stuks op Japans papier. In deze luxe editie zijn twee nieuwe etsen opgenomen, beide in het liggende formaat van 135mm x 180mm.
Deze 32 etsbladen zijn elk afzonderlijk gesigneerd en genummerd. Per serie bijeen gehouden in een card-board porte-folio.
over DE RODE HOED-expositie:
Hoewel Chagall gebruik gemaakt heeft van de Franse psalmvertaling van de Benedictijner Monniken uit 1973, is voor de expositie in de Rode Hoed naast elke ets het betreffende tekstgedeelte uit de Psalmvertaling van Gerhardt en van der Zeyde (1972) geplaatst, stuk voor stuk gekalligrafeerd door mevr. drs. L. Schaap.
OPENINGSTOESPRAAK:
‘Brieven aan God’ schoot door mij heen, toen mijn vrouw en ik deze etsen tien jaar geleden in Parijs voor het eerst in handen kregen. Lezend in het Boek der Psalmen zoekt Marc Chagall naar brokstukken die zijn gehechtheid aan God verwoorden om ze vervolgens als een ‘brief aan God’ op de etsplaat te graveren. Het zijn stuk voor stuk liefdesbrieven geworden, waarin de Ich-Du-relatie uit Martin Bubers “Buch der Preisungen” tot basis van elke etsplaat dient. Het zijn brieven vol verlangen waarin Chagalls onrust niet langer woelt maar plaats heeft gemaakt voor een diepe vrede.
In kleine, gebogen krasjes tekent Chagall door de waslaag heen op de koperen etsplaat. Het worden geen abstracte voorstellingen: direct herkenbaar en toch niet realistisch. Alsof hij door de verschijningsvorm heen de betekenislaag naar de oppervlakte trekt. Diep in ons westerse mensen verankerde beelden van DE KONING, HET VOLK, DE MENS beheersen het beeld van de etsplaten. Ze vormen het handvat tot al die begrippen als ‘vergeving’, ‘hoop’, ‘vertrouwen’, ‘liefde’, ‘verzoening’, ‘bevrijding’ zonder iets van de bekende clichés als ‘vredesduif’, ‘hartje’ of ‘anker’. Wel tref je zijn geliefde (eerste) vrouw Bella in engelengedaante, waarbij Chagall (in de ets bij psalm 23) vanachter zijn etstafeltje vol verlangen het weerzien tegemoet ziet. Het zijn stuk voor stuk liefdesbrieven die Chagall bij de afronding van zijn leven schrijft en daartoe is de etsplaat voor Chagall het intiemste en meest tastbare medium.
Er wordt nogal eens beweerd dat Chagalls latere werk een stuk minder is. Voor zijn schilderijen en veel ander uniek werk kan ik dat beamen, vooral wanneer de techniek hem onvoldoende uitdaagt tot artistiek grootse prestaties. Zo komt het rood en het blauw op die enorme beschilderde doeken met Bijbeltaferelen in zijn Musée Biblique in Nice intreurig op mij over. Wat een oeverloos gekwast. Maar kijken naar het technisch raffinement van deze psalmetsen, dan voel je de uitdaging die daarvan op Chagall tijdens het werken uitging. Ik beperk me tot één voorbeeldje, dat zich makkelijk laat terugvinden bij het bekijken in deze expositie-ruimte:
Wanneer Chagall de tekening door de was heen op de etsplaat heeft aangebracht en de plaat in het zuurblad ligt, bijt het zuur zich in het koper op al die plaatsen waar de was is weggetekend. Halverwege dit inbijtproces haalt Chagall de plaat uit het zuurbad en spoelt hem onder de kraan af. Door daarna bepaalde getekende lijnen met was af te dichten of nieuwe lijntjes aan te brengen ontstaan er sterkere of dunnere groeven in de etsplaat. Want nadat de plaat opnieuw in het zuurbad wordt ondergedompeld verhinderen de afgedichte lijntjes dat het zuur hier verder in het koper dringt. Terwijl de nieuw aangebrachte lijntjes het zuur de gelegenheid biedt om alsnog in de koperen plaat te bijten. Zo kan Chagall met het zwart op de ets gaan spelen. (Voor een leek is heel makkelijk om dit procedé te volgen bij de stoelzitting op planche 15 (volgnummer 6, de ets die boven het trapportaaltje helemaal alleen hangt,) waar de lijntjes van de biezen in het midden grijs zijn en naar de randen toe zwart). Dit soort technische middelen gebruikt Chagall om te voorkomen dat de ets ’te zwaar wordt’ en om te bereiken dat over de etsafdruk een lichte waas hangt die het kunstwerk boven de realiteit uittilt naar de wereld van de verbeelding. De enorme concentratie die deze technische uitdaging van Chagall vergt, ligt ten grondslag aan het hoge artistieke gehalte van het eindresultaat. Op afbeeldingen tijdens dit werken zien we Chagalls puntje van zijn tong in uiterste concentratie naar buiten steken.
Waarom had Chagall drie jaren nodig om dertig ogenschijnlijk zo op elkaar lijkende etsen te maken? Bij een eerste rondgang kan ieder vaststellen dat al die etsen veel gemeen hebben: op een okeren ondergrond in veranderende tinten is een voorstelling in zwarte streepjes aangebracht. Pas bij nader bestudering ervaar je hoe nauw de veranderingen in okeren achtergronden samenhangen met de in zwart aangebrachte etsstrepen. De okeren ondergrond zorgt voor diepte en voor lichtschakeringen. Maar bovenal zorgt die okeren kleur voor een emotionele waarde die moeilijk te vatten is. Wat doet Chagall met die oker-kleurschakeringen? Jaap van Heerden van de UvA heeft onlangs geschreven het niet ondenkbaar te achten dat mensen op hoge leeftijd toegroeien naar een complex van emoties die zestigplussers nog niet kennen, waar ze nog geen deelgenoot van zijn. Achtte Chagall eerst nu de tijd gekomen om aan zijn Psalmetsen te beginnen? En heeft hij er daarom alle tijd voor genomen”? Het is Chagalls laatste expositie van nieuw werk geworden: volgt hij daarin niet een eeuwenoude Joodse traditie om in het leven uiteindelijk tot het Boek der de Psalmen terug te keren? De stapel koperen platen voor deze Psalmen-serie had Chagall tien jaar eerder van Cramer ontvangen, doch bleven onaangeroerd op een plank in zijn atelier liggen. Als Cramer er naar vroeg verzekerde Chagall dat hij ermee bezig was, maar dat hij nog tijd nodig had. Die veronderstelling van Jaap van Heerden geef ik u graag mee.
Het is voor het eerst dat men in Nederland kan kennismaken met deze Psalmenserie van Chagall. En ik open de tentoonstelling hier in DE RODE HOED in de overtuiging dat er in Amsterdam geen betere plek voor deze etsenserie denkbaar is.
Nagesprek met Huub Oosterhuis
In zijn dankwoord memoreert Huub Oosterhuis de enorme betrokkenheid bij al het oorlogsgeweld dat Chagall en de westerse wereld heeft overspoeld en vraagt of dit niet terug te vinden is in deze psalmenserie. Hij mist in mijn openingsverhaal dit element en hoopte dat de Chagall-tentoonstelling hiertoe ook een bijdrage zou leveren.
Pieter Zuidema: U hebt gelijk, dat maar weinigen zo onder het oorlogsgeweld geleden hebben als Marc Chagall. Het heeft er zelfs toe geleid dat hij bij zijn terugkeer na WO II naar Europa zijn kunstenaarschap heeft ten dienste is gaan stellen van het dichterbij brengen van de wereldvrede. Veel van zijn kunstbroeders hebben dat als verraad opgevat. En Enkele jaren voordat Chagall aan de Psalmenetsen begon heeft hij een lang toegezegde belofte aan André Malraux gestand gedaan: in antwoord op de ‘oorlogsmachine’ die Europa eeuwenlang heeft geteisterd, verscheen hij met een etsenserie gebaseerd op de novelle “Et sur la terre….” van Malraux. Chagall geeft daarin een verrassend nieuwe, trefzekere en sublieme kijk op dat hele oorlogsgebeuren….. door in de huid van al die mensjes zelf te kruipen. In de “Psalmen-etsenserie “ kan ik hier niets meer van aantreffen. Zowel de knauw van het oorlogsgeweld als zijn inzet voor de wereldvrede lijken achter hem te liggen. De enige verklaring zie ik in de hypothese van Jaap van Heerden, zoals ik die momenteel in vrijwel identieke vorm bij mijn eigen hoogbejaarde moeder aantref.
Pieter Zuidema
Amsterdam, 2 mei 1993
Bekijk hier het overzicht met andere Papers of the Month