DEEL EEN:
CHAGALLS DERDE LEVENSFASE
STUK EEN Een nieuwe opleving van monumentaal werk
Een jaar na zijn aankomst in New York op de vlucht voor het Nazidom in Europa komt Chagall met een 'totaal-theater' vorm ALEKO op muziek van Rachmaninov (1892) en gebaseerd op de novelle van Puschkin "Gypsies" zigeuners. Voor Amerika brengt deze Russische theatervorm een revolutionair élan teweeg die zich laat vergelijken met de situatie na de eeuwwisseling in Parijs. Bedenk dat vanaf 1940 New York eenzelfde kunstnaarsmagneet vormde als het Parijs een generatie eerder. In feite waren er twee stromingen in de beeldende kunst: de Moma-groep (met o.a. Matisse, Leger, Claire Goll, Lipschitz) die de Europese kunst lieten overwaaien naar Amerika en de Guggenheim-groep ( met o.a. Barnet Newman en onze Mondriaan) op zoek naar een eigen Amerikaanse kunst. Er is ook een generatiekloof voelbaar, waarbij de Europese kunst door de Guggenheim-groep als verouderd wordt afgedaan in hun zoektocht naar het eigene en oorspronkelijke dat uit het jonge Amerika moet ontspruiten. Als de van Joodse afkomst zijnde Newman als een nieuwe Chagall genoemd wordt kan hij zijn afkeer niet bedwingen en noemt hij Chagalls alom geprezen ALEKO een oninteressante burgerlijke avondvulling voor mensen die niet verder durven kijken. Chagall hekelde op zijn beurt de typisch Amerikaanse oppervlakkigheid, waarbij de echte levensvragen uit de weg worden gegaan.
De controverse bleef jarenlang voortslepen; zo vroeg Chagall zich af of de titel van Newmans werk (begin jaren zeventig) "Who is afraid of red yellow and blue" een verklaring moest zijn bij Newmans kunstwerk of dat het kunstwerk een verklaring inhoudt bij die titel. Maar de Guggenheim-groep zal Chagall wel op het spoor zetten van een andere invulling van zijn kunstenaarsschap.
En Chagall zal blijvend de kant opgaan van monumentaal werk, waarin beeldende kunst tezamen met architectuur, muziek, dans literatuur iets groots oplevert. De VUURVOGEL van Strawinsky wordt zijn volgende project. Nog even iets uit die ALEKO: Naast Joden werden de zigeuners door de nazi's de dood ingejaagd. Met opzet laat Chagall zijn Joodse achtergrond niet meespelen: hij voelde zich een Europees kunstenaar en voelde zich niet thuis in een Joodse enclave. Dat ondervond de dichter Aronson die hem van vroeger kende en hem graag in de New-Yorkse Joodse gemeenschap wilde introduceren: Chagall zei glashard voor de telefoon dat hij Aronson -met wie hij heel veel had ondernomen- totaal niet kende en legde de hoorn op de haak.
STUK TWEE Bella, zijn eerste vrouw
Op 2 september 1944 overlijdt Bella aan een bacterie die niet tijdig door antibiotica bestreden kon worden. De plotselinge dood verlamt Chagalls leven enige tijd -een prachtig getuigenis in de vorm van het De Profundis- legt Chagall hiervan af in zijn kleine litho M. 196 "Het beest en de Vis" uit de Lassaigne-reeks van 1957. Zoals de kleurenlitho laat zien pakt hij de draad weer op en wordt even productief als voorheen wanneer hij zijn leven gaat delen met Virginia Haggard, bij wie hij een jaar later een zoon David krijgt. Bella is de enige dochter van een belangrijke juwelier uit Vitebsk en verschilt nauwelijks in leeftijd (Chagall zal later zichzelf enkele jaren ouder en Bella enkele jaren jonger schrijven) en was veruit de beste leerlinge op het Gymnasium (zowel in talen als wiskunde), terwijl Chagall op school heel zwak presteerde. Bella volgde daarna een van de zwaarste studies uit die tijd: een combinatie van literatuur, filosofie, muziek en choreografie. Als Chagall na zijn Parijse studietijd in 1914 terugkeert als 'beeldend kunstenaar' ontmoet zij een heel andere man en zelf is zij ook een volwassen vrouw, bewust van haar eigen aspiraties. Zij groeien steeds verder uit elkaar, waarbij Bella in Chagalls gefantaseerde leven moet meedraaien, ook al had zij daarbij een geweldige invloed op hem. Zo bleef zij zijn aanbeden geliefde, zijn muze en zijn toetssteen......wat een funeste combinatie voor een blijvende relatie zal blijken.
STUK DRIE De terugkeer naar het Parijs in Europa
Chagall voelde zich in geen enkel opzicht lid van een 'voorbije generatie', maar stoorde zich aan de oppervlakkigheid van de Amerikaanse samenleving, die geen oorlog op eigen bodem gekend had. Terwijl Chagall de onafgebroken wereld van oorlogen uit al zijn levensperiodes periodes mee torst met alle verschrikkingen die hem niet kunnen loslaten, valt het dédain van de Guggenheimgroep verkeerd bij hem, omdat zij zich van die oude Europese cultuur geen voorstelling kunnen maken. In hem groeit te behoefte om iets fundamenteels tegen dat oorlogsgeweld te doen om zo die oude cultuur op een ander spoor te zetten. En hij aarzelt of hij dit vanuit Amerika of toch vanuit Europa zal gaan ondernemen. Hij weet dat het Parijs van voor de tweede wereldoorlog niet meer bestaat. Ook hier gaapt een generatiekloof waarbij de vooroorlogse generatie door jonge kunstenaars de stad uit wordt geveegd. En waar de vooroorlogse sfeer van onderlinge betrokkenheid nu gezien wordt als dorps, naïef en benepen. Het heeft plaats gemaakt voor het Existentialisme dat in de schrijver-filosoof Jean Paul Sartre een populaire spreekbuis vindt: je moet de ander tot object maken in plaats van hem lief te hebben. Aarzelend en van alle kanten goed voorbereid, onderneemt Chagall toch zijn terugkeer naar Parijs, want hij proeft dat de tijd rijp is in Europa om voorgoed een einde aan het oorlogsgeweld te maken. En dat brengt hem ertoe zijn eigen levenservaringen en zijn eigen kunstenaarschap in dienst te stellen van een alomvattende vrede tussen mensen en volkeren.
Steeds nadrukkelijker komt de Bijbelse Mozes-figuur bij hem in beeld en identificeert hij zich met zijn naamgenoot:
- Was hij niet tot 1922 gelijk aan de eerste Mozes vol idealen naar een betere wereld?
- Had hij zich van 1922 tot nu toe niet als de tweede Mozes teruggetrokken in zijn eigen veilige wereldje?
- En moest hij niet nu de Bijbelse Boodschap -de boodschap van wereldvrede- gaan uitdragen?
Maar evenals bij die Mozes uit de Bijbel gaat de overgang naar die derde levensfase hem niet makkelijk af.
Dat heeft hij in 1956 in een serie van vier litho's haarscherp aangegeven: de litho's M. 123- M.126":
M.123 Mozes die de Wetstafelen uit Gods handen ontvangt
M.124 Mozes die de tafels woedend stuk gooit als hij het Gouden Kalf ziet
M.125 Mozes die door God wordt terecht gewezen en eerst dan luistert
M.126 Mozes die -met de tafels in zijn armen- peilend naar zijn volk ziet.
Door zijn kunstenaarschap in dienst stelt van een van hogerhand ontvangen boodschap (de 'Message Biblique') raakt hij vervreemd van menige kunstbroeder die vindt dat 'echte kunst' niet verkwanseld mag worden. Hij doet daar zelf wat makkelijker over: de loop der eeuwen zal laten zien wat levensvatbaar is.
e i n d e e e r s t e d e e l .
De delen 2 en 3 komen hierna op de site
DEEL TWEE EEN TOT MISLUKKEN GEDOEMDE PROJECT
DEEL DRIE CHAGALLS EERSTE GROTE VREDESPROJECT